DSM – Het handboek van de psychiatrie
Wij krijgen wel eens de vraag: “Waar is de diagnose ADHD nu eigenlijk op gebaseerd?” Het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (kortweg DSM) is het handboek voor diagnose en statistiek van psychische aandoeningen dat in de meeste landen als standaard in de psychiatrische diagnostiek dient.
De DSM was noodzakelijk geworden om een einde te maken aan de internationale spraakverwarring in de literatuur over psychiatrische aandoeningen. Termen als depressie of psychose of ADHD werden door verschillende auteurs anders ingevuld en waren vaak ook nationaal gekleurd. De DSM bracht meer eenheid in de diagnosen. Het was nodig om alle symptomen duidelijk te omschrijven, precies te definiëren welke symptomen kunnen voorkomen bij een ziektebeeld en hoeveel van de symptomen aanwezig dienen te zijn voordat er gesproken kan worden van een bepaald ziektebeeld bij een patiënt.
ADHD is beschreven op de volgende wijze:
DSM-5 criteria ADHD
A. Een persisterend patroon van onoplettendheid en/of hyperactiviteit-impulsiviteit dat
interfereert met het functioneren of de ontwikkeling, zoals gekenmerkt door (1) en/of (2).
(1) Onoplettendheid
Zes (of meer) van de volgende symptomen zijn gedurende ten minste zes maanden aanwezig geweest in een mate die onaangepast is en een negatieve invloed heeft op sociale, schoolse of beroepsmatige activiteiten en niet past bij het ontwikkelingsniveau.
N.B. De symptomen zijn niet alleen een manifestatie van oppositioneel gedrag, uitdagendheid, vijandigheid of een onvermogen om taken of instructies te begrijpen. Volwassenen moeten aan ten minste vijf symptomen voldoen. De betrokkene:
- Slaagt er vaak niet in voldoende aandacht te geven aan details of maakt achteloosfouten in schoolwerk, werk of bij andere activiteiten
- Heeft vaak moeite de aandacht bij taken of spel te houden
- Lijkt vaak niet te luisteren als hij/zij direct aangesproken wordt
- Volgt vaak aanwijzingen niet op en slaagt er vaak niet in schoolwerk, karweitjes afte maken of verplichtingen op het werk na te komen (niet het gevolg vanoppositioneel gedrag of van het onvermogen om aanwijzingen te begrijpen)
- Heeft vaak moeite met het organiseren van taken en activiteiten
- Vermijdt vaak, heeft een afkeer van of is onwillig zich bezig te houden met takendie een langdurige geestelijke inspanning vereisen (zoals school- of huiswerk)
- Raakt vaak dingen kwijt die nodig zijn voor taken of bezigheden (bijvoorbeeldspeelgoed, huiswerk, potloden, boeken of gereedschap)
- Wordt vaak gemakkelijk afgeleid door uitwendige prikkels
- Is vaak vergeetachtig bij dagelijkse bezigheden
(2) Hyperactiviteit en impulsiviteit
Zes (of meer) van de volgende symptomen zijn gedurende ten minste zes maanden aanwezig geweest in een mate die onaangepast is en een negatieve invloed heeft op sociale, schoolse of beroepsmatige activiteiten en niet past bij het ontwikkelingsniveau.
N.B. De symptomen zijn niet alleen een manifestatie van oppositioneel gedrag, uitdagendheid, vijandigheid of een onvermogen om taken of instructies te begrijpen. Volwassenen moeten aan ten minste vijf symptomen voldoen. De betrokkene:
- Beweegt vaak onrustig met handen of voeten, of draait in zijn/haar stoel
- Staat vaak op in de klas of in andere situaties waar verwacht wordt dat men opzijn plaats blijft zitten
- Rent vaak rond of klimt overal op in situaties waarin dit ongepast is (bij adolescenten of volwassenen kan dit beperkt zijn tot subjectieve gevoelens van rusteloosheid)
- Kan moeilijk rustig spelen of zich bezighouden met ontspannende activiteiten
- Is vaak ‘in de weer’ of ‘draaft maar door’
- Praat vaak aan een stuk door
- Gooit het antwoord er vaak al uit voordat de vragen afgemaakt zijn
- Heeft vaak moeite op zijn/haar beurt te wachten
- Verstoort vaak bezigheden van anderen of dringt zich op (bijvoorbeeld mengt zich zomaar in gesprekken of spelletjes)
B. Enkele symptomen van hyperactiviteit-impulsiviteit of onoplettendheid die beperkingen veroorzaken waren voor het twaalfde jaar aanwezig.
C. Enkele beperkingen uit de groep symptomen zijn aanwezig op twee of meer terreinen (bijvoorbeeld op school (of werk) en thuis).
D. Er moeten duidelijke aanwijzingen van significante beperkingen zijn in het sociale, school- of beroepsmatig functioneren.
E. De symptomen komen niet uitsluitend voor in het beloop van een pervasieve ontwikkelingsstoornis, schizofrenie of een andere psychotische stoornis en zijn niet eerder toe te schrijven aan een andere psychische stoornis (bijvoorbeeld stemmingsstoornis, angststoornis, dissociatieve stoornis of een persoonlijkheidsstoornis).
DSM-5 onderscheidt drie subtypes van ADHD:
314.01 Gecombineerd beeld
Indien gedurende de afgelopen zes maanden voldaan wordt aan zowel criterium A1 (onoplettendheid) als A2 (hyperactiviteit-impulsiviteit).
314.00 overwegend onoplettend beeld
Indien gedurende de afgelopen zes maanden aan criterium A1 voldaan wordt maar niet aan criterium A2.
314.01 Overwegend hyperactief-impulsief beeld
Indien gedurende de afgelopen zes maanden voldaan wordt aan criterium A2 maar niet aan criterium A1.
Gedeeltelijk in remissie
Als aanvankelijk aan alle criteria is voldaan, maar de afgelopen zes maanden aan minder dan alle criteria is voldaan en de symptomen nog steeds beperkingen in het sociale, schoolse of beroepsmatige functioneren veroorzaken.
Actuele ernst
In DSM 5 wordt de actuele ernst gespecificeerd:
Licht
Niet of nauwelijks meer symptomen dan vereist zijn om de classificatie te kunnen toekennen zijn aanwezig, en de symptomen leiden slechts tot lichte beperkingen in het sociale, schoolse of beroepsmatige functioneren.
Matig
Er zijn symptomen of functionele beperkingen tussen ‘licht’ en ‘ernstig’ aanwezig.
Ernstig
Veel meer symptomen dan vereist zijn om de classificatie te kunnen toekennen zijn aanwezig, of verschillende bijzonder ernstige symptomen zijn aanwezig, of de symptomen leiden tot duidelijke beperkingen in het sociale, schoolse of beroepsmatige functioneren.